Ook wie eigenlijk van vergezichten houdt, kan gerust naar de Oeffelter Meent in het Oost-Brabantse Maasheggen-gebied gaan. Dwalen over de lappendeken van eeuwenoude percelen, omzoomd door ‘natuurlijk prikkeldraad’.
De Europese Commissie heeft 2018 tot Jaar van het cultureel erfgoed gebombardeerd, en Staatsbosbeheer haakt daar dankbaar bij aan. Menigeen zal zich even achter de oren krabben: ’s lands grootste natuurorganisatie gaat toch over ‘groen’? Liefst 265.000 hectaren vermeldt haar website, maar daarnaast beheert ze ook nog eens 800 rijksmonumenten. Daar wil ze graag de schijnwerpers op zetten, met elke maand aandacht voor een specifiek monument door er activiteiten te organiseren.
Voor februari staat de Oeffelter Meent in het Oost-Brabantse Land van Cuijck op de rol. Daar tref je geen roemrijk kasteel of landgoed aan, maar een staaltje virtuoos vakmanschap van heel andere orde: de maasheggen. Ingenieuze vlechtwerken van doornenstruiken, waarmee boeren in de Middeleeuwen hun percelen van elkaar scheidden en het vee binnen de perken hielden. Maar ook ver vóór dat tijdperk was het ambacht al enigszins in zwang, weten we dankzij niemand minder dan Julius Cesar. Al
in 57 voor Christus uitte hij in ‘Commentarii de bello Gallico’ zijn verbazing over de welhaast ondoordringbare omheiningen, lees ik op het informatiebord nabij de smalle maar levendige Maas.
Oeffeltermeentroute
Een paar honderd meter verderop ga ik samen met boswachter Frank van Kalleveen linksaf een onverhard weggetje in voor het startpunt van de 4,5 kilometer tellende Oeffeltermeentroute door de lappendeken van afgebakende weilandjes.
“Een van de oudste cultuurlandschappen van Nederland”, benadrukt de boswachter. “Aan de hand van een betrouwbare kaart van begin 17de-eeuw weten we dat liefst 80 procent van het gebied onveranderd is. Waar vind je dat nog?”
Voordat we gaan glibberen op het blauwrood gemarkeerde laarzenpad, werpen we een blik op 10 meter aan heg links van de weg. Het nijvere resultaat van het nationaal kampioenschap Maasheggenvlechten, dat dit jaar voor de dertiende keer wordt gehouden. Het NK met tegenwoordig rond de 5000 bezoekers heeft het ambacht – in 2017 officieel uitgeroepen tot immaterieel cultureel erfgoed – weer op de kaart gezet. Geen klusje voor watjes overigens. Bij het splijten en vervolgens weven van de weerbarstige doornentakken zijn lashandschoenen en beschermbrillen geen overbodige
luxe. Da’s nog eens andere koek dan kantklossen.
Ik vraag me af hoe boerenhanden in primitievere tijden de klus klaarden. Zonder hulpmiddelen vlochten ze in het eens tienduizenden hectaren tellende Maasheggengebied minstens zoveel kilometers afrasteringen bij elkaar. Die zijn ondertussen grotendeels gerooid. De komst van het prikkeldraad deed ze rond de vorige eeuwwisseling de das om. Evenals de agrarische schaalvergroting.
Het karaktervolle coulissenlandschap
Enkel in de Maasuiterwaarden ter hoogte van Oeffelt overleefde het karaktervolle coulissenlandschap, dat me meer doet dan ik had verwacht. De weilandjes als postzegels – waar geen tractor zijn kont kan keren – hebben dankzij de heggen iets behaaglijks. Het is alsof je in een groot groen huis van vertrek naar vertrek fladdert. Die aangename gewaarwording wint het van mijn eigenlijke voorkeur om in landschappelijk schoon zo ver mogelijk te kunnen kijken.
Het Maasheggengebied is op zijn mooist in het voorjaar, heet het. Dan vormen de bloeiende struiken lange witte linten, ruiken ze zacht en zoet, en bieden ze volop onderdak aan het struweelgevogelte dat de longen uit het lijf zingt. Tuurlijk, op en top idyllisch, maar elk jaargetijde heeft zo zijn charmes, vindt ook Van Kalleveen, een man naar mijn hart. Momenteel toont het kale struikgewas zijn grillige vormen en laten grotere vogels zich zien. Een voornaam ooievaarspaar stapt bedachtzaam door de kletsnatte beemd, en met veel tumult en snorrende vleugels stijgt een gezelschap
grauwe ganzen op.
Plant en dier hebben het meer naar de zin in het Natura 2000-gebied sinds de Oeffeltsche Raam – de ooit strak getrokken beek die de meent doorklieft – weer lekker mag slingeren, wat de waterkwaliteit heeft verbeterd. Helaas is ook graafwerk van een heel andere orde zichtbaar. De plaatselijke baksteenindustrie heeft op ruim 30 hectaren nog éénmaal het recht klei te winnen in het domein, en laat zich her en der niet onbetuigd. “De verlaagde gronden die Staatsbosbeheer na gebruik retour krijgt, worden weer afgedekt met de oorspronkelijke bovenlaag. En hoewel ze een flinke meter lager liggen, kunnen de Maasheggen er toch herrijzen”, verzekert Van Kalleveen.
Landjepik
Op ongeveer een derde van de route voert het pad een stuk langs de Maas, die op haar manier aan landjepik doet. Om overstromingsgevaar te minimaliseren is de rivier van kribben en stortstenen ontdaan, zodat ze de ruimte heeft. Daar maakt ze dankbaar gebruik van. Met enig ontzag bekijken we de vers afgekalfde walkanten. De Maas, een slome sloot vergeleken met de Waal, heeft zich ontpopt tot een dynamische dame.
Waar het tracé weer landinwaarts gaat, kan het worden uitgebreid met het 4 kilometer lange pad naar St. Agatha. Donderwolken en de waan van de dag houden ons aan ons oorspronkelijke plan, met als niet te versmaden dessert een lichtglooiend rivierduincomplex: de eigenlijke Oeffelter Meent. Dankzij zijn bijzondere flora kwam die begin jaren 80 onder de Natuurbeschermingswet, en werd zo van een vervuilde ondergang gered. In het decennium erna werd Staatsbosbeheer ook eigenaar van de rest van de omhegde agrarische gronden achter Oeffelts winterdijk.
Komende zomer wordt bekend of het gebied een speciale Unesco-status krijgt. Zo ja, dan zouden extra recreanten kunnen toestromen. Geen nood, de relaxte camping en het fraaie eeuwenoude Veerhuis nabij de voormalige oversteekplaats aan de Maas beginnen weldra aan hun tweede jeugd. Vooral het witte hotel-restaurant met uitzicht over de rivier en een toee Noord-Limburg, nu nog volop in de revisie, belooft een prettig slot van een trip door het heggenreservaat te worden.