Categorie archieven: geen

Certificaat Collectief Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer

Op  15 oktober 2015 heeft het Collectief Deltaplan, samen met 39 andere collectieven in Nederland, het certificaat Collectief Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer van SCAN ontvangen. Dit vormt het startpunt voor het vernieuwde Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 (ANLb2016). Het certificaat is het bewijs dat wij een professionele werkwijze hebben opgezet en vastgelegd in een eigen kwaliteitshandboek. Bovendien is het de enige manier om vanaf 2016 subsidies voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer te kunnen verwerven voor aangesloten leden. Vanuit het bestuur heeft Janine Pijl het certificaat in ontvangst genomen.

Is er nog plek voor een collectief?

De bestaande Agrarische Natuurverenigingen zijn eigenlijk overal de basis voor de vorming van een collectief. In sommige gevallen wordt een ANV een collectief, in andere gevallen fuseren enkele ANV’s samen tot een collectief. In Zeeland komt bijvoorbeeld maar een enkel collectief voor de hele provincie. In ieder geval kan elke agrariërs zich bij een collectief aansluiten.

Maar sinds april bestaat er ook een landelijk collectief. Dit collectief is opgericht door de Werkgroep Grauwe Kiekendief, Vereniging Nederlands Cultuurlandschap en het Louis Bolk instituut.

De Vereniging Collectief Deltaplan Landschap zoals de nieuwe organisatie heet, wil er voor alle agrariërs en voor alle collectieven zijn, zegt Jan Willem Erisman van het Louis Bolkinstituut en voorzitter van het collectief. Wat voegt een dergelijk landelijk collectief toe aan de 39 inmiddels opgerichte regionaal georganiseerde collectieven? “Wij hebben ons als organisaties van het begin af aan aangeboden om kennis te leveren aan de collectieven. Die staan immers voor een ingewikkelde nieuwe taak die heel veel kennis behoeft: waar ga je het agrarisch beheer uitvoeren, hoe doe je dat, hoe ga je het monitoren, hoe ga je bijsturen? Allemaal heel ingewikkeld waar wij ze graag bij helpen. We merken echter dat de collectieven vooral bezig zijn met het proces: hoe gaan we de zaken organiseren, de verhouding tot de provincies, de ANV’s, de individuele agrariërs. Het belang van goede ecologische kennis onderkennen de collectieven wel, maar ze komen er niet aan toe en dat is niet goed in deze fase. Ik snap dat wel, maar we willen toch dat het agrarisch natuurbeheer nu echt effect gaat krijgen in het veld, dat de natuur er echt beter op gaat worden en dat we de doelen gaan halen. We zien daar nu veel te weinig aandacht voor. Tekenend is bijvoorbeeld dat de terreinbeheerders en soortbeschermende organisaties moeilijk lid kunnen worden van een collectief terwijl daar nu juist enorm veel kennis en ervaring zit die de collectieven zouden kunnen gebruiken.”

Maar hoe gaat het Collectief Deltaplan Landschap dan werken? “Wij willen geen concurrent worden van de bestaande 39 collectieven. Wel willen we gaan samenwerken met collectieven, boeren, terreinbeheerders en wie dan ook die zich serieus wil bezig houden met het verbeteren van de biodiversiteit in het agrarisch gebied. Of we dat in een samenwerking met een collectief doen of dat we zelf een plan maken voor een gebied, is niet zo belangrijk. Wij willen kijken hoe je in een bepaald gebied biodiversiteitswinst kunt behalen in het agrarisch gebied. Ik denk dat we misschien voor een paar gebieden in Nederland al wel een gebiedsofferte zouden kunnen opstellen samen met de agrariërs. Ik verwacht niet dat er dan twee plannen voor een enkel gebied komen te liggen waar tussen de provincie dan moet gaan kiezen. Ik zou graag zien dat wij samen met koplopers die natuurdoelen willen halen, en met bijvoorbeeld terreinbeheerders en publieke partijen zoals gemeentes plannen kunnen maken waar de biodiversiteit beter van wordt.”

Jan Willem Erisman – Louis Bolk Instituut

En daar komt nog eens bij, zo meent Erisman, dat het goed is als er een plek komt waar kennis over agrarisch natuurbeheer gebundeld wordt. “De collectieven gaan nu overal hetzelfde werk verrichten zonder dat er een uitwisseling van kennis en ervaring komt. Ze gaan allemaal zelf een set van maatregelen opstellen om een bepaalde natuurkwaliteit te realiseren. Daar gaat zoveel energie in zitten terwijl ze veel beter van elkaar zouden kunnen leren en elkaar helpen. Wellicht kunnen wij daar ook een rol in spelen.”